Schinkelbos #bankje #gras
2020

Nooit meer naar het Schinkelbos

Het Schinkelbos is een nieuw bos voor mij. Hier ben ik nog nooit eerder geweest. Zonder andere mensen tegen te komen, fiets ik er een tijdje rond. Het lijkt erop dat ik ben beland in no man’s-land.

Vlak voor een bruggetje stop ik, waar langs een sloot een stuk groen is met een bankje omringd met struiken. Mijn fiets zet ik in het gras tegen het bankje aan en plof zelf op het bankje neer. Mijn uitzicht is een weiland met koeien. Niemand stoort me hier. Een fijn plekje om te schrijven.


Tijdens het schrijven en dromen in mijn eigen wereld, trekt een fietser mijn aandacht. De man fietst richting het bruggetje. Ik zie hem van een grote afstand aankomen. Hij fietst in een erg traag tempo. Bovenaan het bruggetje stopt hij met fietsen. Hij kijkt om zich heen, naar het weiland en daarna naar mij. Zijn blik blijft op me gericht.

Gelijk gaan er alarmbellen af. Negeren, niet op reageren, zeg ik tegen mezelf. Doe alsof je hem niet doorhebt. Geen contact maken. Mijn hoofd houd ik op mijn telefoon gericht, terwijl ik de fietser vanuit mijn linkerooghoek in de gaten houd. Mijn hart gaat tekeer.

Fietst de man door of komt hij mijn kant op? Wat is zijn plan? Er is hier niemand, behalve ik. Dit was écht het domste plan ooit, om hier in de middle of nowhere in mijn eentje te gaan chillen.

Als hij eindelijk terug op zijn fiets stapt, gaat hij het bruggetje af en fietst verder. Ik haal diep adem en probeer te kalmeren. Zeg tegen mezelf dat ik me moet vermannen. Dat er niets aan de hand is. Op het moment dat ik voel dat ik weer rustig ben, keert de man terug.


Enkele meters van het bankje verwijdert, zet hij zijn fiets tegen een lantaarnpaal en doet er tergend langzaam over om zijn fiets op slot te zetten, terwijl hij om zich heen kijkt.

Nu moet ik niet meer afwachten. Ik moet hier weg. Er is hier niets. Alleen een bankje, waar ik op zit.

Terwijl ik mijn rugzak inpak, bel ik mijn vrouw. Met iemand aan de andere kant van de lijn, zijn de onbekende man en ik niet meer samen alleen hier in niemandsland.  


‘Hallo lieverd, ja, ik kom er nu aan hoor,’ zeg ik als mijn vrouw opneemt.

‘Waar ben je dan?’ vraagt ze.

‘Ja, in het Schinkelbos,’ meld ik door de telefoon. ‘Je weet wel op welk bankje.’

‘Ehm…Oh, ja?’ hoor ik aan de andere kant van de lijn.


Vanuit mijn ooghoek zie ik de man mijn richting opkomen. Ik sta op van het bankje en neem mijn fiets met me mee. De man en ik passeren elkaar. Ik vang zijn blik op en houd mijn adem in. Hij kijkt verwilderd, alsof hij dagen niet geslapen heeft en in een psychotische toestand verkeerd.

Als ik het grindpad bereik stap ik gelijk op mijn fiets en hoor mijn vrouw door de telefoon.

‘Sheyna? Hallo? Ben je daar nog? Waar ben je?’

‘Ja. Ik ben zo thuis. Zie je zo,’ zeg ik terug en hang op.

Nu ik op mijn fiets zit, kan ik nog maar één ding denken: fietsen! Trappen! Vaart maken! Racen met die racefiets! Zonder achterom te kijken fiets ik zo snel als ik kan. Ik moet dit bos uit.

Bij een kruispunt net buiten het bos, ben ik weer onder de mensen en stap ik van mijn fiets af. Ik ben buiten adem. Mijn vrouw bel ik weer op. Dit was de eerste en laatste keer dat ik in mijn eentje fietste naar het Schinkelbos.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

error: Content is protected !!